Van stellige opvatting naar onderzoekende vraag | Erik Boers
Een groep managers/bestuurders zocht regelmatig met elkaar
de dialoog, maar ze merkten dat ze het lastig vinden om met vragen in plaats
van met oordelen, meningen, opvattingen te komen. Hoe leer je om vanuit een
stellige mening een vraag te formuleren en daarmee het gesprek te voeden?
Je oordeel opschorten helpt veelal niet, en hoeft naar mijn
idee ook niet (zie weblog “Lof van het vooroordeel”) . Je oordeel, je mening, je opvatting is blijkbaar betekenisvol voor
jou. De kunst is om via dit oordeel de betekenis te onderzoeken. Het helpt om
af en toe het gesprek stil te leggen en bij jezelf te rade te gaan: wat vind ik
hiervan en waarom en welke vragen roept dat op?
Om hier handen en voeten aan te geven heb ik met deze groep
de volgende oefening uitgeprobeerd/ontwikkeld.
Stap 1: Individueel
Formuleer krachtig een
uitgesproken mening of opvatting die jij koestert.
Op de flip-over verscheen:
- De waarheid bestaat niet!
- Op de basisschool wordt te veel gemeten!
- Megalomaan handelen richt grote schade aan in
organisaties!
- Gemeentes bakken er niets van!
- We raken als bedrijven steeds meer gevangen in
een steeds dichter wordend web van regelgeving en procedures!
Stap 2: Plenair
Welke onderliggende vragen schemeren door?
Wat lijkt verondersteld te worden en is nog maar de vraag?
We pakken hier één uitgesproken
mening uit: Op de basisschool wordt te veel
gemeten!
Al pratend en zoekend ontstonden
de volgende vragen:
a)
Wanneer meet je te veel? b)
Wil je wel meten op een basisschool? c)
Bereik je je doel door te meten? d)
Welke consequenties worden verbonden aan de
meting? e)
Wat staat er op het spel?
Stap 3:
Praktijkvoorbeeld
Licht je stelling toe aan de hand
van een voorval waarbij je persoonlijk betrokken was. Wat gebeurde daar
precies? Wat raakte je vooral waardoor je zo stellig bent?
Op de eerste dag na de zomervakantie werden alle kinderen in de klas
van mijn dochter in vaste groepen ingedeeld
op basis van een testscore. Hoge scores bij hoge scores; lage scores bij lage
scores. Mijn dochter kwam terecht in de groep met de hoge scores en ik merkte dat ze dat ook
heel graag wilde. Dat verontrust mij: moet je die scoringsdrang stimuleren en
bevestigen?
Stap 4: Nieuwe vragen
Welke nieuwe vragen duiken op als
we het praktijkvoorbeeld tot ons door laten dringen?
In wederom een onderling gesprek
doken de volgende vragen op:
f)
Kunnen en mogen kinderen nog spelen? g)
Wat is het belang van spelen? h)
Wat is er mis met competitie? i)
Gaan kinderen beter presteren door ‘meten’? j)
Wordt er op school niet altijd al gemeten? k)
Wat doet het ingedeeld worden in een ‘lage score
groep’ met de kinderen? l)
Roept het meten frustratie op? m)
Schrijft meten indelen voor? n)
Gaat het over meten of over transparantie?
Het werd duidelijk - ook in de
latere gesprekken in drietallen, zie verderop - dat zo’n praktijkgeval veel meer vragen
oproept en ook meer wezenlijke vragen dan de algemene stellingname. De situatie
is voor velen herkenbaar. Het is ieder duidelijk dat er iets wringt.
Tegelijkertijd verruimt de complexiteit van deze alledaagsheid ook het
onderzoeksterrein: gaat het over meten of over iets anders?
Stap 5: Essentie
Welke waarde, welk beginsel is
hier in het geding?
De voorbeeldgeefster droeg aan: gelijkwaardigheid.
Stap 6: Herformulering
Hoe zou jij je standpunt
herformuleren in een stelling of een vraag?
In dit geval kwam de
voorbeeldgever met een vraag: Waarom leidt meten tot zo’n rigide indeling?
Stap 7: Van gedachten
veranderd?
Vervolgens bespraken we dit
onderzoek na. Men vond het verhelderend en verruimend. Maar het zal niet meevallen
om dit tijdens het gesprek even voor jezelf te doen, wanneer je merkt dat een
sterke opvatting jou het vragenstellen belemmert. Oefening baart kunst,
verwacht men echter. De voorbeeldgeefster gaf aan weliswaar een nieuwe formulering te hebben gevonden,
maar ze had niet het idee dat ze van gedachten was veranderd. Daarop ontspon
zich een verfijnd gesprek, omdat een andere deelnemer inbracht dat er toch
duidelijk andere woorden op het bord stonden. En dat is geen vrijblijvende
zaak: andere woorden geven toch andere gedachten aan. Het is wellicht geen
grote gedachtesprong, maar er is wel iets verschoven. Daarmee stemde ze
uiteindelijk in.
Stap 8: In subgroepen
aan de slag.
Na deze plenaire sessie is de
groep in drietallen met de eigen opvattingen aan de slag gegaan, dezelfde
stappen volgend. En dat leverde uiteindelijk mooie herformuleringen op.
Bijvoorbeeld de stelling “De waarheid bestaat niet” veranderde in “Mijn
waarheid bestaat wel”. Dat is een interessante verschuiving van een negatieve
naar een positieve formulering (van iets bestaat niet naar iets bestaat wel).
Waarbij duidelijk wordt dat waarheid er echt toe doet, maar dat je tegelijkertijd
beseft dat de waarheid onvolledig is.
“A talent for speaking differently”
Om het belang van het zoeken naar
betekenisverschuivingen in organisaties te benadrukken sloot ik de bijeenkomst
af met het volgende citaat citaat van Richard Rorty (uit “Contingency, Irony
and Solidarity”)
“A talent for speaking differently, rather than
arguing well, is the chief instrument of cultural change”
Dat herkenden de deelnemers
direct uit hun bedrijfspraktijk: je kunt nog zoveel sluitende redeneringen aandragen,
veel verandering bewerkstellig je daar niet mee. Pas als je de juiste woorden
en beelden vindt, worden mensen wakker geschud en krijgen ze de geest.
|