Boekbespreking: 'Socratic Citizenship' | Erik Boers
Was Socrates een voorbeeldige burger of juist niet? Hoe verhouden zich filosofie en politiek tot elkaar? Dat zijn de vragen waarmee Dana Villa aan de slag gaat in dit boek.
De ideale burger is gericht op het gemeenschappelijk belang, betrokken bij de publieke zaak, opofferingsbereid, plichtsgetrouw, deugdzaam. Dit wordt door velen, ook door (neo-Aristoteliaanse) filosofen, uitgedragen. Maar is die betrokkenheid wel van belang?
Villa is sceptisch. Niet omdat hij twijfelt aan de goede intenties, maar vooral omdat het zo moraliserend wordt gebracht. Gemeenschap wordt geprezen boven individu, dienstbaarheid boven dwarsliggen, geloof boven scepsis; ingrijpen lijkt beter dan bedachtzaamheid, je ergens aan verbinden beter dan vervreemding.
Voor Socrates waren juist bedachtzaamheid en verwondering/vervreemding van wezenlijk belang. In die zin is hij een slechte burger. Dit 'gewetensvol individualisme' staat Villa voor: een gewetensvol, enigszins vervreemd burgerschap. (Waarbij je je af kunt vragen of het begrip 'individualistisch' wel van toepassing is op Socrates in zijn tijd en cultuur.)
Vanuit deze invalshoek becommentarieert Villa op een zeer interessante manier het werk van verschillende filosofen die worstelden met de vraag naar goed burgerschap in tijden van democratisering en massapolitiek: John Stuart Mill, Friedrich Nietzsche, Max Weber, Hannah Arendt en Leo Strauss.
Villa is een gerenommeerde Arendt deskundige en fan. Maar in dit boek verwijt hij haar gebrek aan lef: zij blijft te dicht bij de goegemeente (community), vertrouwt te veel op het gezond verstand (common sense). Terwijl juist zij kan weten tot welk kwaad onnadenkende navolging kan leiden.
Waar Hannah Arendt benadrukt dat de kloof tussen filosofie is ontstaan na het doodvonnis van Socrates, beweert Villa dat dit juist de inzet was van diens hele leven: trouw je burgerplichten vervullen en tegelijkertijd op gepaste afstand van de volksraad de zelfgenoegzame moraliteit ontmantelen.
|