Een kijkje in de bestuurskamer | Erik Boers
Een kijkje in de bestuurskamer: over het belang van ‘geringe dingen’
Dit is wel iets om trots op te zijn: Nederland staat na Denemarken tweede op de ranglijst van landen met de meeste verenigingen en stichtingen per hoofd van de bevolking. Volgens sociologen is dit een teken van een gezonde democratische samenleving.
Nederlanders zien zich graag als nuchter. Maar wie bedenkt dat iedere vereniging en stichting – en Nederland kent er honderdduizenden – uit een moment van bevlogenheid moet zijn ontstaan, zal dat beeld toch moeten bijstellen. Althans,gedeeltelijk. Want aanvankelijk is er het droombeeld, dat kennelijk sterk genoeg is om op zoek te gaan naar medestanders. Maar na verloop van tijd is dat moment van inspiratie nauwelijks meer zichtbaar. Al bij de notaris wordt fantasie beteugeld als de doelstelling in een oneindig lange en formele zin verpakt moet worden: ‘het wekken van belangstelling voor en bevorderen in de meest uitgebreide betekenis van het woord van de algemene belangen verbonden aan …’ En het aanvankelijk enthousiasme lijkt daarna nog eens getemperd te zijn door die onpersoonlijke zaaltjes waar over het algemeen vergaderd wordt. Het heeft iets ongerijmds dat juist daar aan onze mooiste idealen wordt gewerkt.
In het prachtige platenboek “Overleg” heeft fotograaf Taco Anema 80 van deze kleurrijke besturen in hun eigen zaaltjes vastgelegd - van de ‘Voice of Afgahan women’ tot het ‘Koninklijk Wiskundig Genootschap’. Zie ook de trailer 'het overleg'.
De ondertitel van het boek luidt: Nederland bestuurt zichzelf. Daarin klinkt historisch besef door:
De structuren waarin de Nederlandse overlegcultuur gedijt, zijn van generatie op generatie doorgegeven. Na de Spaanse overheersing, eind zestiende eeuw, verenigden de Zeven Provinciën zich tot een los-vast geheel, zonder centraal bestuur. De provincies beschouwden elkaar als vrije,onafhankelijke staten met elk hun eigen wetten en bestuursvorm, die in veel opzichten sterk van elkaar verschilden. Die uitgesproken onafhankelijkheid was zo belangrijk voor de Republiek dat die ook in het wapen werd verbeeld: een steigerende leeuw die in zijn ene poot een zwaard hield en in de andere zeven pijlen. Een Latijnse spreuk vatte alles samen: Concordia res parvae crescunt, in een mooie achttiende eeuwse vertaling ‘Door eendragt worden geringe dingen groot’.
In tegenstelling tot de omringende landen, waar politieke geschillen met geweld werden beslecht, werd in de Nederlandse republiek politiek door overleg gevoerd. De ‘eendragt’ werd vergaderend in Den Haag gezocht … En zowel de in het wapen beoogde eendracht, als ook het bestaansrecht van ‘geringe dingen’, raakten verankerd in de Nederlandse politieke cultuur.
Ik ontleen bovenstaande citaten aan één van de vier prettig lezende essays die in het boek zijn verwerkt, in dit geval van Caroline Hanken. Zij plaatst de gestileerde bestuursfoto’s, die zo elk hun eigen ‘geringe’ verhaal vertellen, binnen het grote verhaal over ‘eendragt’, democratie en zelfsturing.
Abdelkader Benali verhaalt op zijn beurt hoe hij als vreemdeling heeft leren overleven in dit vergaderland:
Ik herinner me mijn eerste vergadering nog goed. De energie die ik ’s ochtends nog in ruime mate had, vloeide definitief weg toen na agendapunt De Verbouwing, agendapunt De Verbouwing deel 2, agendapunt De Afvloeiïngsregeling en het agendapunt Het Lekke Dak we uiteindelijk aankwamen bij het belangrijkste vergaderpunt in de geschiedenis van het besturen: de jaarcijfers. … Wat ik me van die eerste beklimming van de financiële Mont Ventoux herinnerde was dat ik na afloop aan het infuus moest ….
Niemand had mij verteld dat om in een bestuur van deze orde plaats te nemen ik op z’n minst over een accountantsachtergrond diende te beschikken. Natellen op de vingers bracht ook geen soelaas. Sommige getallen moesten met tien, andere met duizend vermenigvuldigd worden … Ik at nog een koekje, spoelde de zoete smaak weg met lauwe thee en ging naar het toilet om uit te hijgen.
Natgekledderd door de getallenregen restte mij niks anders dan te proberen mijn gezicht ineen rustige plooi te houden. … Je status in de vergadering wordt bepaald door je vermogen onder alle omstandigheden rust uit te stralen en dat begint met rustig blijven zitten. Gewoon zitten. Altijd blijven zitten. Geen krimp geven. Besturen begint met het disciplineren van het achterwerk.
Na onder andere zijn bewondering te hebben uitgedrukt voor egoloosheid van goede bestuurders, sluit hij af met de volgende beeldspraak:
Wij zijn nijvere mieren die de taal gebruiken om er democratische huisjes mee te bouwen. Woorden zijn de blaadjes die we op onze rug meedragen en inwisselen voor een kleine beloning. Die democratische huisjes zijn klein en omdat ze zo klein zijn, onverwoestbaar. Besturen is kleine huisjes maken voor de eeuwigheid.
Al met al een inspirerend boek, dat me aan het denken heeft gezet. Want meestal vraag ik van de deelnemers aan een denkgesprek om hun vergaderhouding, de neiging tot beslissen en oplossen, achter zich te laten. Maar wellicht dien ik ze juist te vragen de oorspronkelijke vergaderhouding in te nemen: de aanvankelijke bevlogenheid terug te halen, stil te staan bij en het spreken over waar het ons ook al weer eigenlijk om te doen is of was. Dit alles om onszelf en ons eigen (samen)leven goed te besturen.
Overleg; Nederland bestuurt zichzelf van Taco Anema (Nai010 Uitgevers, Rotterdam, 2014)
|