Slim zijn | Erik Boers
Eergisteren las ik in de NRC het volgende Ikje:
Mijn dochter (6) en ik zitten op de fiets van school naar huis. “Willem en ik zijn de slimsten van de klas en Julius is de domste, die kan nog niet eens tot 100 tellen.” Ze brengt het als een feit. Ik reageer verbaasd:”Dat is niet echt aardig om over iemand te zeggen. Iedereen is ergens anders wel goed in. Misschien kan Julius wel heel goed vriendjes maken of heel mooi tekenen. Het betekent niet dat je meteen dom bent als je niet goed kan tellen.” Mijn dochter is even stil en lijkt diep na te denken. “Dan zijn we misschien wel even slim, want Julius kan heel goed vechten …”. (Charlotte de Monchy)
Tijdens ons laatste Socratisch Café in Eindhoven onderzochten we het bijvoeglijk naamwoord ‘slim’. Aanleiding daartoe was de huldiging van Eindhoven als ‘slimste regio ter wereld’. Daar laat de stad zich graag op voorstaan: langs de straten van de binnenstad hangen banieren met ‘Eindhoven de slimste’. Overigens zou daar eigenlijk ‘intelligentste’ moeten staan, want de prijs is uitgereikt door het ‘Intelligent Community Forum’. Maar dat bekt niet zo lekker.
Wat is het verschil tussen ‘slim’ en ‘intelligent’, ‘verstandig’, ‘bezonnen’ of ‘spitsvondig’? Wat bedoelen we met het begrip ‘slim’? Hoe gebruiken we het in onze dagelijkse praktijk? Dat waren de vragen waarmee onze speurtocht begon. Ethymologisch is het woord overigens afkomstig van ‘slimp’, ‘slemp’, ‘slom’ wat ‘scheef’ betekent. Ook interessant!
Ons onderzoek spitste zich toe op het moment dat een enigszins autistische projectleider (niet zeldzaam in deze regio) tijdens een coachingsgesprek liet zien dat hij een handtekening van zijn opdrachtgever onder een belangrijk document had gekregen. Hiermee toonde hij aan dat hij al het besproken over communicatie en invloed snel en succesvol had toegepast. Is dat een teken van slim zijn? Of was het vooral slim dat hij dit coachingstraject aangreep om niet ontslagen te worden? Of was het juist niet slim dat hij het zover had laten komen?
Tijdens ons gesprek merkte één van de deelnemers op dat hij het begrip ‘slim’ voor het eerst tegenkwam op school. Daar werd hem duidelijk dat je een onderscheid kon maken tussen slimme kinderen en minder slimme, of domme kinderen. Een ervaring die volledig aansluit bij het bovenstaande ‘Ikje’. Vooral dit neerzetten als een feit stond hem bij: zoals je getallen/letters/de kaart van Nederland leert, zo leer je dat er een onderscheid bestaat tussen slim en dom.
En daar gebeurt nogal wat: je leert het begrip ‘slim’ kennen en je raakt vertrouwd met een hiërarchie die in de huidige kennissamenleving een stevig stempel op je leven zal drukken: slim, slimmer, slimst.
De zijdelingse opmerking van deze deelnemer, zelf directeur van een school trouwens, bracht me op een idee voor een andere insteek bij een begripsonderzoek. Je kunt op zoek gaan naar je eerste kennismaking met een begrip. Wanneer leer je voor het eerst een begrip hanteren? Waar in je leven duikt dit begrip op of begint het een belangrijke rol te spelen?
Volgens Van Dale betekent ‘slim’: vlug in het bedenken van hulpmiddelen en uitwegen. En dat is de dochter achter op de fiets. Ze vindt snel een uitweg, maar waaruit? Past ze haar begrip van het begrip ‘slim’ snel aan? Of lukt het haar in korte tijd om het ongenoegen van haar moeder uit de lucht te halen?
|