Vier gespreksdeugden | Erik Boers
Hoe leid je een Socratisch Gesprek in? Wat vertel je over de achtergrond, de aanpak, de stappen, de gespreksregels ….? Met welke woorden zet je de juiste toon?
In de loop der jaren heb ik allerlei varianten uitgeprobeerd. Dat er een inleiding nodig is, staat voor mij buiten kijf. Mensen die voor het eerst aanschuiven weten niet wat hen te wachten staat. Ze hebben allemaal hun eigen idee over het verloop van een gesprek. Het is raadzaam om hun verwachtingen te managen. Daarnaast geeft een heldere inleiding over doel en aanpak je als gespreksleider houvast in het bijsturen van de deelnemers. Op één of andere manier moet je daar een ‘contract’ voor afsluiten. Maar welke woorden je kiest blijft afhankelijk van bijvoorbeeld de beschikbare tijd en de achtergrond van de deelnemers (wel of geen ‘gymnasiumtaal’?).
Onlangs beperkte ik mij bij de aftrap tot het opschrijven van vier gespreksdeugden en dat is me goed bevallen. Op de flipover schreef ik als kop: Een onderzoekend gesprek met daaronder:
- Vrijmoedigheid - Nieuwsgierigheid - Concreetheid - Beknoptheid
Die vier begrippen lichtte ik mondeling als volgt toe.
Om dit gesprek tot een goed onderzoekend gesprek te maken is jouw vrijmoedigheid nodig. Breng je mening, twijfel, intuïtie in zonder bang te zijn dat anderen je erop vast spijkeren. Elke uitspraak is voorlopig en kan in de loop van het gesprek bijgesteld worden. Maar hoe voorlopig ook, ze is altijd de moeite waard. Want zonder uitspraak hebben we niets te onderzoeken.
Daarnaast is er nieuwsgierigheid nodig; nieuwsgierigheid naar jezelf en naar anderen. Naar jezelf toe, omdat je soms verrast kunt zijn over de woorden die uit je mond komen: “Wat zeg ik nu? Wat bedoel ik eigenlijk? Klopt dat wel?” En diezelfde nieuwsgierigheid naar anderen toe: “Wat bedoel je precies? Wat zie jij wat ik niet zie? Weet je het zeker?” Nieuwsgierigheid zelf inbrengen en van anderen toestaan helpt om beter te begrijpen wat we samen denken te begrijpen.
Concreetheid: we zullen ons tijdens dit onderzoek concentreren op concrete ervaringen uit ons eigen leven; voorvallen waarin de vraag die we onderzoeken een rol spelen. Dit zorgt ervoor dat we weten waarover we spreken, we hebben het immers zelf meegemaakt. Daarmee vermijden we abstracte discussies en praten in algemeenheden. Bovendien helpt het anderen jou beter te begrijpen, wanneer je jouw uitspraken toelicht met alledaagse voorbeelden.
Tenslotte: beknoptheid. Om ervoor te zorgen dat we alle aanwezige denkkracht aanboren is het van belang dat iedereen zijn zegje kan doen. Daartoe dienen we beknopt te zijn in onze wijze van spreken. Onze tijd is eindig. Alle tijd die wijzelf verbruiken gaat ten koste van de tijd die anderen rest om hun bijdrage te leveren. Beknoptheid dwingt je om te spreken over de hart van de zaak. Het helpt je te overwegen wat je echt wilt vragen of daadwerkelijk wilt toevoegen aan dat wat al gezegd is.
Tijdens het gesprek kon ik dankbaar teruggrijpen op deze deugden wanneer iemand te breedsprakig werd, wanneer iemand aarzelde om iets in te brengen, wanneer iemand twijfels over zijn uitspraak van tafel veegde of wanneer iemand naar gepubliceerde rapporten begon te verwijzen. Dat hielp om meer precisie en diepgang in het onderzoek te krijgen.
Naast deze gespreksdeugden had ik nog twee sturingsinstrumenten tot mijn beschikking: een uitgangsvraag en een slotaccoord (het schrijven van een slotverklaring per persoon). Om met het laatste te beginnen: ik gaf de acht deelnemers de opdracht om tijdens het gesprek aantekeningen te maken om daaruit een statement te boetseren aan het eind van ons gesprek. Daaraan kon ik de deelnemers tijdens het gesprek regelmatig herinneren, zodat er weer wat vertraging en verstilling opdook.
De uitgangsvraag is mijn kompas tijdens de onvoorspelbare wendingen in het gesprek. Elke deelnemer, jong en oud, werd gevraagd een voorval, een ervaring uit het eigenleven in te brengen dat betekenisvol is voor de uitgangsvraag:
Bevindt de leeftijdsgroep tussen 50 en 70 zich in een transitie, zoals wordt beweerd?
(Deze vraag was tijdens de voorbereiding geformuleerd samen met de opdrachtgever ‘Zorgelooshuis’. Zorgelooshuis is een initiatief van enkele ouderenbonden. Naast een website met een actief forum willen zij ook levendige gesprekken buitenshuis organiseren, ter ondersteuning van de wens om langer thuis te blijven wonen. )
Na het inbrengen van de ervaring werden onderdelen van de uitgangsvraag beantwoord door de inbrenger, geholpen door de meedenkende anderen:
- Wat is hier de transitie? - Met welke woorden zou je het willen omschrijven? - Waarom noem je het een transitie en niet, bijvoorbeeld, een verandering? - Gaat het hier enkel om een persoonlijk ingrijpende verandering of om iets dat symbool staat voor de transitie waarin deze leeftijdsgroep zich bevindt?
Door steeds terug te keren bij de uitgangsvraag hield het gesprek een heldere focus. Door ervaringen van alle deelnemers langs te lopen bleef iedereen betrokken en ontstond er een rijk perspectief op het vraagstuk.
Nadat ik een gedicht had voorgedragen kreeg ieder de tijd om een afrondend motto te schrijven; zijn of haar conclusie uit dit gesprek. Hieronder een selectie:
“Kwaliteit van leven, daar draait het om. Hoe zullen we de kwaliteit van leven in de toekomst beleven?”
“Het leven wordt makkelijk en moeilijk. Je weet niet welke kant het op gaat.”
“Degene die op tijd bewust wordt van het moeten maken van keuzes zal het meeste genieten.”
“De angst voor dat wat komen gaat; de drang om niet met lege handen te staan.”
“Over oude mensen en dingen die voorbijgaan. Er zijn net zo veel transities als mensen -oud en jong. Er zijn minstens zoveel redenen om niet te veranderen (en het inmiddels te grote huis toch niet te verlaten).”
|