Mis en scene | Erik Boers
‘Mis en scene’: van toeschouwer naar speler en toneelschrijver
In een Socratisch Gesprek of Socratische Dialoog onderzoeken we een algemeen thema aan de hand van een concrete ervaring. Het zelfonderzoek waartoe Socrates ons uitnodigt is namelijk altijd een ervaringsonderzoek: Wat gebeurt hier precies? Wat doet dat met mij? Waarom handel of reageer ik zo? Wat is hier in het geding? Wat betekent dit?
Om deze ervaring op te roepen gaan we binnen het uitverkozen praktijkvoorbeeld op zoek naar een cruciaal moment (‘hittepunt’): het moment waar omheen het voorbeeld draait; het moment waarop het thema opspeelt binnen de casus; het moment waarop de voorbeeldgever emotioneel geraakt wordt, een oordeel velt en/of overgaat tot handelen.
Als voorbeeld voer ik de casus op die onlangs is onderzocht tijdens ons Socratisch Café Eindhoven rond het thema ‘Openheid’. Koosje bracht het voorbeeld in. Zij speelt tennis en dubbelt met een vriendin. Op de verjaardag van die vriendin krijgt ze te horen dat deze, gebeld door de wedstrijdcommisie, heeft laten weten dit jaar niet mee te doen met de wintercompetitie. Koosje stond daar van te kijken, want dit betekende dat ook zij deze winter geen competitie speelt. Het zat haar dwars dat de vriendin dat eenzijdig besloten had en haar er niet eens van op de hoogte had gebracht. Nu komt ze het toevallig aan de weet op het verjaardagpartijtje. En de inschrijvingstermijn is inmiddels gesloten! De omstandigheden zijn er niet naar om daarover gelijk een ‘open’ gesprek te voeren, maar het zat haar wel even dwars.
Het was overigens niet de eerste keer dat zoiets gebeurde. De betreffende vriendin is nogal laks in de communicatie en hoewel Koosje daar al enkele malen iets over heeft gemeld verandert er niets in dat gedrag. Toch besluit Koosje om het er niet bij te laten zitten en met haar vriendin in gesprek te gaan. Ze blijft de hoop koesteren dat deze in het vervolg wat zorgvuldiger met haar omgaat. Wanneer ze bij haar vriendin langs wipt en met haar na pakweg vijf minuten richting de keuken loopt om koffie te zetten, kaart Koosje het voorval aan en brengt haar gevoelens ter sprake. Als Koosje duidelijk heeft gemaakt dat ze zich erg gepasseerd voelde reageert de vriendin met een langgerekt ‘jaaaa…’ waarbij ze de ogen naar het plafond richt. Dan volgt dat het zo niet bedoeld was; dat ze een knoop moest doorhakken en dat het nu in ieder geval geregeld was; dat ze er bij Koosje op terug had willen komen …. Koosje breekt in met de mededeling dat ze dat allemaal wel snapt, maar dat ze zich daar toch rot bij voelt. Waarna de vriendin nog eens uiteenzet hoe het zo was gekomen. Op dat moment overvalt Koosje een grote golf van moedeloosheid en zegt: “Zo gaat het niet werken. Laat maar.”
Aan de groep legt ze de vraag voor hoelang je open blijft naar iemand.
Het hittepunt in dit praktijkvoorbeeld is het moment waarop Koosje verzucht: "Zo gaat het niet werken. Laat maar".
Om een Socratisch Gesprek te laten slagen vragen we de voorbeeldgever het voorbeeld, inclusief hittepunt, zo concreet mogelijk te beschrijven, zodat iedereen het als een 'videoclip' voor zich ziet. Als dit goed lukt is iedereen geraakt door het voorval. Alle deelnemers doorvoelen het ongemak (in dit geval) en de knellende vraag rond het thema.
In plaats van te spreken over een videoclip zou je het ‘hittepunt’ ook kunnen omschrijven als een scene uit een toneelstuk. Het beeldende verhaal van de voorbeeldgever is een toneelscene die zo indringend neergezet wordt dat we als het ware het toneelstuk ingetrokken worden.
In de verplaatsingsronde wordt dit ook bijna letterlijk gedaan. Alle deelnemers worden uitgenodigd in de schoenen van de voorbeeldgever te gaan staan. Ze worden in de scene geplaatst: 'mis en scene'. Van publiek worden ze speler door zich af te vragen wat zij, in alle oprechtheid, zouden voelen, denken en doen op zo'n moment. En waarom voelen, denken en doen ze zo? Ze maken zich de ervaring eigen, leggen hun sturende opvattingen bloot en onderzoeken deze kritisch door ze naast die van anderen te leggen. Al sprekende gaan ze tegelijkertijd op zoek naar een antwoord op de vraag van de voorbeeldgever. In dit geval was dat de vraag “Hoelang blijf je open naar iemand?” en er ontspon zich een boeiend gesprek rond deelvragen als “Ben je werkelijk open als je je verontwaardiging wel verwoordt, maar niet echt toont?” en “Ben je open naar iemand of ben je open voor iemand?”.
Ik introduceer hier de toneelmetafoor omdat ik de laatste tijd experimenteer met de volgende manier om de essentie in het praktijkvoorbeeld boven tafel te halen. In plaats van de reguliere vragen als “Wat is de essentie van dit voorval? Waar draait het hier in de kern om? Waardoor word je hier geraakt? Wat moeten we ter harte nemen?” vraag ik de deelnemers welke titel ze deze ‘toneelscene’ zouden geven. Naar mijn ervaring helpt dit de deelnemers om niet in oordelende of oplossende zin te denken (“Het gaat hier om iemand die moet leren luisteren!” of “Openheid moet wederzijds zijn”) maar beschrijvend te blijven, het spanningsveld te vatten. Zo doken in het Socratisch Café de volgende scenetitels op:
Deurtje open, deurtje dicht. De hond jaagt op zijn eigen staart.
In deze beschrijvingen komen naar mijn idee verschillende essenties mooi beeldend tot uitdrukking: het deurtje gaat net zo snel weer dicht; het is een vruchteloze interactie.
Welke titel dringt zich bij jou (als lezer) op als je in de hierboven geschetste scene stapt? En wat zegt dat over jouw duiding van dit voorval en jouw opvatting over openheid?
|